Op 13 februari 2025 heeft de kantonrechter in Amsterdam uitspraak gedaan over een huurzaak. De vraag was of een meerderjarige dochter in de woning mocht blijven wonen nadat haar moeder, de officiële huurder, was overleden. De dochter wilde van de kantonrechter weten of de dochter aanspraak kon maken op de woning en dagvaardde de verhuurder. Baart Legal trad op voor de verhuurder.
Wat was er aan de hand?
De moeder van de bewoonster huurde sinds 2004 de woning. De dochter woonde daar vanaf haar geboorte. Na de scheiding van haar ouders bleef zij bij haar moeder wonen. In januari 2024 overleed haar moeder en de dochter vroeg de verhuurder of zij de huurovereenkomst mocht overnemen. De verhuurder wees dit verzoek af. Volgens de verhuurder kon zij het huurcontract niet overnemen, omdat er geen sprake was van een "duurzame gemeenschappelijke huishouding".
De rechtszaak
De dochter stapte naar de rechter en voerde aan dat zij samen met haar moeder een duurzame huishouding had gehad en voor haar had gezorgd. Daarnaast wees zij op regels die jongvolwassenen in kwetsbare posities beschermen.
De verhuurder stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. Volgens de verhuurder was het normaal dat een kind op een gegeven moment uit huis gaat en dat samenwonen met een ouder niet automatisch betekent dat iemand recht heeft op de huurwoning.
Wat besloot de rechter?
De rechter oordeelde als volgt:
1. Fout in de dagvaarding: Er was een vergissing gemaakt bij het dagvaarden, want de dochter had niet de juiste partij gedagvaard, maar dit was niet ernstig genoeg om de zaak ongeldig te verklaren.
2. Geen duurzame huishouding: Hoewel de dochter haar moeder had verzorgd en deels meebetaalde aan de kosten, was dit niet voldoende om te spreken van een duurzame huishouding volgens de wet. Kinderen worden geacht op om op een gegeven moment “uit te vliegen”.
3. Financiële zekerheid helpt niet: Het feit dat de dochter aangaf dat zij de huur kon betalen en haar vader garant stond, veranderde niets aan het juridische probleem, omdat de dochter studeerde en geen vaste inkomsten had.
Daarom wees de rechter de vordering van de dochter af. Ze moest de woning binnen twee weken verlaten en huur betalen zolang ze bleef. De verhuurder kan het vonnis pas uitvoeren als de dochter geen hoger beroep instelt binnen de beroepstermijn.
Wat betekent dit voor huurders en verhuurders?
1. Samenwonen met een ouder betekent niet automatisch recht op de huurwoning. De wet stelt strenge eisen aan het begrip 'duurzame huishouding'.
2. Mantelzorg speelt geen doorslaggevende rol. Hoewel zorg voor een ouder belangrijk is, betekent dit niet dat iemand het huurcontract mag overnemen.
3. Financiële zekerheid is niet genoeg. Zelfs als iemand de huur kan betalen, moet er een wettelijke basis zijn om de huur voort te zetten.
Deze zaak laat zien dat de rechter strikt de wet volgt, zelfs in emotioneel moeilijke situaties.
Vragen over dit soort situaties of andere huurrecht kwesties? Neem contact met ons op.